Doordacht vaccineren

Er zijn diverse adviezen/meningen over het geven van vaccinaties bij dieren.
Het is moeilijk om “standaard” advies te geven over het vaccineren en dit is maatwerk en individu afhankelijk hoe het dier het beste gevaccineerd moet worden en daarbij de frequentie van de vaccinatie.
De adviezen die op deze site staan, zijn bedoeld om wat inzicht te geven om u dier doordacht te vaccineren.

Er worden steeds meer onderzoeken gedaan en er wordt meer bekend o.a. over de duur van de werkzaamheid en (bij)werkingen van vaccineren.

Ook de titerbepalingen worden steeds meer ingezet om de dieren op maat te vaccineren, wat de gezondheid van het dier alleen maar ten goede komt.

Het doel van vaccineren

Met het geven van vaccinaties worden ziektekiemen (virussen/bacteriën) ingespoten in het lichaam om het immuunsysteem te activeren, het zet aan om antistoffen te maken tegen deze ziektekiemen, zodat het dier weerstand opbouwt en verhoogd tegen deze ziektekiemen om infecties te voorkomen en schadelijke gevolgen te reduceren.

Er zijn verschillende soorten vaccinaties:

  • Levend ziektekiem (virus/bacterie) (Kennelhoest voor de hond)
  • Levend verzwakt ziektekiem (virus/bacterie) (Hondenziekte, Parvo en Hepatitis, kattenziekte en niesziekte
  • Dood ziektekiem (virus/bacterie) (Rabiës en Leptospirose)
Hulpstoffen in vaccinaties

In vaccinaties zitten de volgende hulpstoffen:

  • Kweekculturen zoals kippeneiwit en rundereiwit om ziektekiemen te laten groeien. Deze eiwitten kunnen door het immuunsysteem als allergenen worden herkend en een allergische reactie veroorzaken.
  • Adjuvans. Dit zijn hulpstoffen om het immuunsysteem te activeren, dit zijn met name metalen in een verbinding, zoals kwik en aluminium.
  • Conserveringsmiddelen; deze houden de vaccinaties houdbaar en zorgen bij dat de ziektekiemen inactief blijven zoals formalyhide, Thiomersal, zoutzuur en E-Nummers 200-252.
  • Stabilisatoren, dit zijn stoffen die een chemische reactie vertraagt, zoals sorbitol en gelatine
  • Antivries: vaccinaties moeten gekoeld bewaard worden en deze stof zorgt ervoor dat de vaccin niet bevriest met Ethyleen (glycerol) 
  • Antibiotica: Dit wordt ingezet om een bacteriële infecties te voorkomen, hiervoor wordt veelal gentamicine ingezet en veroorzaakt resistentie en allergie voor antibiotica.
Dosering en frequentie van vaccinaties

De dosering van de vaccinatie speelt een cruciale  rol, om over- vaccinatie te voorkomen.

De meeste dierenartsen voeren geen dosering aan met de vaccinatie, terwijl de ingespoten hoeveelheden belangrijk zijn vanwege de leeftijd, gewicht en grootte van het dier en de gezondheid.

De frequentie van de vaccinaties is bepalend of een dier wordt over-gevaccineerd en is afhankelijk naar de soort vaccinatie en de beschermingsgraad die het heeft.

Bij een levend virus wordt door het immuunsysteem antistoffen en geheugencellen aangemaakt, wat de frequentie van vaccinatie verlaagd.

Daarin tegen wordt een vaccinatie op basis van dode bacteriën zoals de Leptospirose het immuunsysteem voor een bepaalde periode geactiveerd om te kunnen reageren op bacteriën, het lichaam maakt geen antistoffen aan bij bacteriën, waardoor deze relatief kortdurend werken.

Het immuunsysteem is zelf in staat om bacteriën te doden. De effectiviteit van deze vaccinaties zijn discutabel, waarbij de hulpstoffen in deze vaccinatie een grote belasting geven voor het lichaam van het dier.

Medische handeling

Een vaccinatie valt onder een medische handeling en de gezondheid van het dier is bepalend of een dier wel of geen vaccinatie aan kan.

Alleen een gezond dier mag gevaccineerd worden en het belangrijk dat u van te voren aan de dierenarts de gezondheidsklachten kenbaar maakt, Dan kan de afweging gemaakt worden om het dier op een later tijdstip te vaccineren, als het dier herstelt is van de gezondheidsklachten.

Een vaccinatie heeft invloed op het immuunsysteem van het dier en een dier die gevoeligheden heeft van de huid en slijmvliezen zoals de luchtwegen, darmen en blaas is het belangrijk dat een vaccinatie begeleid of afgeraden wordt bij een natuurgeneeskundig behandeladvies.

Doordat bij een vaccinatie de natuurlijke barrière van de huid en slijmvlies worden overgeslagen, ontstaat er een stressreactie van het immuunsysteem. Het immuunsysteem krijgt zonder voorsignalen van een aanwezige ziektekiem en alle hulpstoffen van de vaccinaties onderhuids te verwerken. Waar het immuunsysteem werkelijk op de ziektekiem reageert bij een vaccinatie is discutabel vanwege de vele aanwezige hulpstoffen.

Voor- en nadelen van vaccinaties

Vaccinaties hebben diverse voordelen, zoals:

  • Het voorkomt of verkleind de kans op bepaalde infecties
  • Bevordert het welzijn van het dier
  • Vermindert de economische schade
  • Kan essentieel zijn bij het uitroeien van bepaalde infecties.

Helaas kent vaccinaties ook veel nadelen zoals:

  • Enerzijds wordt door vaccinatie een specifiek antistof gemaakt tegen bepaalde ziektekiem, hiermee bevorder je afweer van dat ziektekiem, anderszijds wordt de algehele weerstand verzwakt, door onderdrukking van het immuunsysteem.
  • Ziek worden na de vaccinatie (koorts of malaise)
  • Overgevoeligheidsreactie en/of lokale ent-reactie (bijv. Fibrosarcomen bij katten) op toegevoegde stoffen (adjuvans) in de vaccinatie.
  • Vaccinatie kan een immuundepressie veroorzaken en dit leidt tot stress, ernstige parasitaire infectie en immuun deficiëntie zoals auto immuunziekten.
  • Daarnaast krijgen de dieren door vaccinaties niet de kans om te groeien en te ontwikkelen door bepaalde ziektes door te maken.
  • Alleen gezonde dieren mogen gevaccineerd worden. Het lichaam van zieke of verzwakte dieren zijn al druk bezig voor het herstel en kunnen de ingespoten ziektekiemen niet aan en worden daardoor ziek van de vaccinatie. Dieren die onder behandeling zijn van o.a. hormoonpreparaten en antibiotica vallen onder zieke dieren en mogen niet gevaccineerd worden. Hormoonpreparaten en antibiotica hebben een invloed op het immuunsysteem en hierdoor kunnen deze dieren ziek worden van de vaccinatie en sommige klachten zoals huidklachten kunnen juist verergeren na een vaccinatie.
  • Vaccinaties worden in (spier) weefsel ingespoten en dit is een onnatuurlijke weg waarbij lichaamsvreemde stoffen en ziekteverwerkers het lichaam binnen komen, normaal passeert dit via de lichamelijke barrières zoals de slijmvliezen en de huid.
  • Veel vaccinaties worden in een cocktail gegeven, dit is onnatuurlijk, aangezien de ziekten niet samen voorkomen en daardoor een aanslag zijn voor het lichaam en kunnen dan ziek worden.
  • Dieren die qua constitutie dicht bij een vaccin zitten, krijgen bij het vaccineren de ruwe vorm van de infectieziekten, waarbij behorende heftige reacties ontstaan.

Daarbij speelt nog eens bij te veel en te vaak vaccineren nog meer nadelen zoals:

  • Een vergrootte kans op auto-immuunziekten
  • Ernstige hormonale verstoringen (denkend aan chronische schildklieraandoeningen, bijnieraandoeningen, onvoldoende werking van geslachtsklieren)
  • Reumatische aandoeningen
  • Nieraandoeningen (ontstekingen van de nieren)
  • Spierverlammingen
  • Huidaandoeningen (bv. Alopecia)

Deze nadelen zorgen voor een indirecte beschadiging in het lichaam en kunnen chronische klachten ontstaan door schade op vitaal niveau. Het vitale niveau heeft een belangrijke rol in de dieper gelegen processen in het lichaam en is mede verantwoordelijk voor de genezing van fysieke klachten. Wanneer het vitale niveau is verstoord, kunnen lichamelijke klachten minder goed genezen.

Wanneer wel en niet vaccineren

De vraag is allereerst in hoeverre het dier in staat is om zijn evenwicht te bewaren in zijn eigen weerstandsvermogen en de omgevingsbelasting.
Normaal gesproken krijgen dieren een infectie ziekten als er een stagnatie is van een (groei) proces en ziektes zijn nodig om verder te groeien en te ontwikkelen.
Met vaccineren wordt de infectieziekten aangeboden op de onjuiste tijd, met alle gevolgen van dien.

De afweging om te vaccinatie is te kijken naar de eigen weerstand van het dier. De mate waarin het dier een weerstand ontwikkeld om geen schade te ondervinden van een opgelopen infectie, is mede bepalend of het dier gevaccineerd moet worden of niet.

Natuurlijk verloop van infectieziekten

Een infectieziekten wordt normaal gesproken door het eigen immuunsysteem tegen gehouden op locatie, zoals de huid, slijmvliezen en maagzuur.

Als het lokale immuunsysteem verzwakt is, kan de virus en/of bacterie verder het lichaam binnendringen en in de bloedbaan komen. Dan komt het hele immuunsysteem in actie om de binnengedrongen ziektekiem te vernietigen. Hierbij speelt o.a koorts een belangrijke rol.

Door de verhoogde lichaamstemperatuur worden de ziektekiemen verzwakt en is het lichaam hard aan het werk om de ziektekiemen te vernietigen en af te voeren. Het is daarom onverstandig om koorts onderdrukken, dit beïnvloed negatief de functie van het immuunsysteem, waarbij de ziektekiemen kunnen vermeerderen en het dier nog zieker kan worden en/of meer schade de ziektekiemen in het lichaam kan veroorzaken.

Door deze doorgemaakte infectie wordt het immuunsysteem versterkt en maakt eigen natuurlijke afweerstoffen aan om bij de volgende infectie beter bestand te zijn tegen infecties.

In de natuur herstellen de sterke dieren, zonder blijvende schade van de doorgemaakte infectieziekten.
Zwakke dieren kunnen bij een doorgemaakte infectieziekten blijvende schade oplopen en kunnen in sommige gevallen overlijden omdat de infectie harder aankomt.

Er is dan sprake van natuurlijke selectie, de sterke dieren zijn in staat om te overleven en geven de goede genen door bij voortplanting. De zwakke dieren kunnen niet overleven door hun zwakheid en sterven uit, waardoor de zwakke genen niet doorgegeven worden.

Onze huisdieren worden over het algemeen steeds zwakker door het fokbeleid, leefomstandigheden, voeding, toenemende infectiedruk en de confrontatie met diervreemde infecties.
Het ene dier is sterker en herstelt wel goed en snel van opgelopen infecties en het andere dier is zwakker en hersteld moeizaam van een opgelopen infectie.

Door deze toenemende zwakheid zullen de dieren steeds vatbaarder worden op infecties en dan zijn er steeds verder vanuit de reguliere geneeskunde chemische hulpmiddelen nodig om de infecties de baas te blijven, zoals vaccinaties en antibiotica ‘s.

De zwakkere dieren zijn juist ook goed te behandelen met natuurlijke middelen om de weerstand te verhogen i.p.v. vaccineren.

Anderzijds kunnen dieren natuurlijk behandeld worden, door ondersteuning te bieden met natuurlijke middelen, zodat de infectie zo mild mogelijk verloopt zonder onderdrukking.

Keuzes maken

In veel gevallen kan de verzorger een keuze maken of het noodzakelijk is om het dier te vaccineren of mogelijk zijn er alternatieven, zodat het dier niet gevaccineerd hoeft te worden.

Bij sommige situaties is de vaccinatie bij dieren verplicht, daar is moeilijk onderuit te komen.
In andere situaties is het aan de verzorger de mogelijkheid om een andere keuze te maken, bijvoorbeeld niet naar een pension te gaan als daar een vaccinatie voor nodig is. In sommige pensions kunt u namelijk wel terecht met een goede titerbepaling of het dier door familie/vrienden laten verzorgen.

Omgevingsdruk

De omgevingsdruk is voor ieder dier verschillend en het is afhankelijk met welke omgevingsdruk het dier te maken heeft om te overwegen of het dier beter gevaccineerd kan worden.
Tegenwoordig is er steeds meer hygiëne nodig, omdat dieren minder bestand zijn tegen infecties.
Nog meer hygiënischer werken is onmogelijk, dus is het juist van belang om te kijken naar een methode om de weerstand en hiermee de kracht van de dieren te vergroten i.p.v. de omgevingsdruk steeds verder te verlagen.
Omgevingsdruk is nodig om het immuunsysteem op te bouwen en te versterken. Door vaccineren verlagen we juist de individuele weerstand en veerkracht.

Natuurgeneeskundig advies 
  • Alleen als de ziekten door het dier zelf niet tijdig en goed genoeg op te lossen is, dan is vaccineren zinvol.
  • Vaccineren wordt met natuurgeneeskundige visie geadviseerd als de eigen weerstand laag is (mogelijkheid om eerst te werken aan de weerstand), de omgevingsdruk hoog is en er geen mild verloop te verwachten is.
  • Vaccineer niet in een cocktail en vaccineer diverse componenten afzonderlijk met minimaal 3 weken tussentijd.
  • Vaccineer jonge dieren pas vanaf 8 weken en bij voorkeur vanaf 6 maanden. Dit om de verkregen weerstand (maternale immuniteit) van de moederdieren te behouden. Vaccinaties tasten de maternale immuniteit aan.
  • Het gaat om de geheugenfunctie van het immuunsysteem actief blijft. Bij een hernieuwd contact (vaccinatie) zorgt de geheugenfunctie weer geactiveerd wordt. De geheugenfunctie is bij de meeste ziektekiemen (levend vaccin) langer dan een jaar actief en is jaarlijks vaccineren overbodig.
Titerbepalingen

Door titerbepalingen uit te voeren kunt u zien of het dier opnieuw gevaccineerd moet worden of niet.

Bij titerbepalingen worden de hoeveelheid aanwezige antilichamen in het bloed bepaald en gekeken of het dier immuniteit heeft tegen de gevaccineerde ziektekiem. De hoogte van de titer zegt iets over de tijd wanneer het dier voor het laatst in aanraking is gekomen met deze ziektekiem en of het dier nog voldoende afweer heeft tegen die bepaalde ziektekiem.

Als er nog genoeg antilichamen in het lichaam aanwezig zijn heeft vaccineren weinig zin, de antistoffen herkennen de ingespoten ziektekiem en wordt gelijk vernietigd en het effect/doel van vaccinatie is hiermee niet gehaald en is zinloos geworden. Uit studies is gebleken dat het meer vaccineren niet leidt tot een betere bescherming en kan zelfs leiden tot een verminderde werking van het vaccin!

Vaccicheck

Steeds meer dierenartsen werken met titerbepalingen van Vaccicheck. Vraag naar de mogelijkheden bij uw dierenarts voor een titerbepaling en vaccineren in diverse componenten of zoek een dierenarts die deze mogelijkheden wel biedt.

Het is belangrijk dat dieren ook mogen ziek worden, een ziekte stimuleert het afweersysteem en de beste vaccinatie is een doorgemaakte ziekte, het lichaam reageert sneller en adequater op nieuwe infecties.

Het is niet nodig tegen elke ziekte worden te gevaccineerd, niet-bedreigende ziektes zoals kennelhoest bouwt weerstand op als het dier in aanraking is gekomen met het virus.

Het belangrijk dat ook gerealiseerd worden dat vaccinaties geen 100% garantie geven dat een dier de ziekte niet kan krijgen, het leven gaat eenmaal gepaard met risico’s en infecties.

Het is daarom beter om te leven met een gezond verstand waarbij de algehele weerstand verhoogd wordt, zoals goede natuurlijke voeding, bewegen, sociale interactie naar soort en individu, voldoende mentale en fysieke uitdaging en ontspanning.

Als de weerstand verbetert, is de kans op infecties kleiner en minder zwaar, er treedt sneller herstel op en de kans op restschade is minder.

Op Dierenvaccins staat nog meer informatie over de keuze om wel of niet te vaccineren bij honden.

Wilt u natuurgeneeskundig vaccinatieadvies voor uw dier, neem dan contact op.

Terug naar: Extra